Een jongen met een veel te korte lange broek.
De enkel van zijn linkerbeen rust op de knie van zijn rechter.
Antracietgrijze sokken reiken tot halverwege zijn kuiten.

Een mobieltje aan een riem.

Een stelletje. Ze drinken nog wat. Ze kunnen niet van elkaar afblijven.
Haar hand zit in zijn kontzak, zijn hand nog net niet aan haar borsten.
Ze blijven niet veel langer.

Een ander stelletje. Hij typt een bericht op een oude Nokia.
Zij drinkt thee en kijkt geïrriteerd.
Even later loopt ze weg, een half glas thee achterlatend.
Hij volgt, nog altijd typend.

Een bekend gezicht zonder een voor mij bekende naam.
Hij komt vast waar ik ook kom of zo.

Suède Van Bommels met gouden gesp. Ze lopen naar de dj booth.
Ze willen waarschijnlijk weten wat er nu gedraaid wordt.
Een paar nummers later wagen ze zelfs een bescheiden dansje.

Een meisje. Haar veters matchen met haar shawl. Neonroze.
De strik in haar haar matcht nergens mee.

Een bekende Nederlander. Of Rotterdammer op zijn minst.
Hij is in gezelschap van een vrouw. Zijn vrouw? Zijn vriendin? Een vriendin?
Na 2 biertjes zoenen ze.

Een Grolsch beugel.
En de bijbehorende, quasinonchalant aan de bar hangende drinker ervan.

Een telefoon. Hij wordt omhoog gehouden. Shazam?
De leesbril gaat op om het resultaat te lezen.

Een serveerster. Ze draagt haar haar net als ik. Ik vind het mij leuker staan.

We zijn laat. We hebben een excuus.
We vertrekken eindelijk. We rijden.
We hebben een TomTom. We vinden toch de weg niet. We lachen erom.
We checken in. We vinden het prima.
We hebben honger. We strijken ergens neer.
We proosten. We drinken. We praten bij. We eten.
We lopen de stad in. We struinen kledingrekken af. We passen schoenen. We kopen niks.
We kunnen naar een museum. We willen niet naar een museum.
We willen borrelen. We eten bitterballen en kaasstengels. We warmen op.
We praten over de rol van De Nederlandsche Bank bij de val van de DSB.
We moeten door de regen. We hebben gelukkig paraplu’s.
We liggen op bed. We relaxen. We praten over onze vajayjay’s.
We zoeken een restaurant. We zien wel.
We kleden ons om.
We moeten weer door de regen. We vinden een restaurantje.
We bestellen. We drinken wijn. We eten. We lachen om elkaar.
We hoeven geen toetje.
We zijn de laatste gasten.
We gaan naar een bar. We drinken cocktails.
We dansen.
We hebben de grootste lol.
We hebben bekijks. We trekken ons nergens iets van aan.
We houden het voor gezien. We zijn geen twintig meer.
We ploffen neer. We praten na. We poetsen onze tanden.
We gaan te laat slapen. We staan te vroeg op.
We ontbijten uitgebreid. We hebben prima geslapen.
We nemen nog een zachtgekookt eitje. We blijven lang zitten. We moeten uitchecken.
We gaan naar huis.
We waren in Haarlem.
We zijn vriendinnen.

Ik snap het niet. Het speelgoed waar mijn zoon mee speelt. Ik. Snap. Het. Niet.  Auto’s snap ik. Ik ken alle Cars. Met Lego bouwen, dat laat mijn vrouwelijk ruimtelijk inzicht tot op zekere hoogte ook nog wel toe. Maar de rest?

Het niet snappen begint vaak al met überhaupt niet eens weten waar hij het over heeft. Zo belde hij mij laatst op met het heugelijke nieuws: “Mama, mama, ik heb een nieuwe nurf!” Natuurlijk reageerde ik eerst met gepast enthousiasme, maar daarna kwam toch dé vraag: Wat is het?? Jims uitleg die volgde, evenals zijn uitleg die daarop volgde en die dáárop, was toch best duidelijk. Achteraf. Na Google. Nurf had ik ingetypt. Bedoelde u nerf was Google’s respons. Ja, dat bleek ik inderdaad te bedoelen. De Nerf: een groot pistool dat pijltjes van foam afschiet. Of water, die variant bestaat ook. Ik was gered, ik kon weer meepraten.

Maar niet voor lang, want voor ik het wist was het ineens Beyblade wat de klok sloeg. Beyblade is tweeduizendtwaalfs voor tol. Een flitsend ding van metaal en kunststof wat ronddraait als een malle. Je lanceert hem met de bijbehorende,tja…lanceerder. Beybladen doe je tegen elkaar in een speciale arena en daar begon het problematisch te worden voor mij. Zo’n battle begint namelijk met het uitroepen van de zin: Let it rip! Voordat ik daar achter was joh! Let it slip, let it flip, ik heb er van alles van gemaakt, tot grote ergernis van Jim natuurlijk. Gewonnen heb ik die battle’s maar zelden. Ik kreeg waarschijnlijk gewoon altijd de sloomste tol. Weet ze toch niet, zal hij wel gedacht hebben.

En nu zijn het Bakugan. Kleine balletjes die uitklappen tot een soort dier als je ze op een magnetische kaart rolt. Best geinig op zich, totdat je je er wat meer in gaat verdiepen en erachter komt dat je dit, ondanks je universitaire graad, nooit gaat begrijpen. Een willekeurige Bakugankaart uit de stapel leest: Als deze strijd plaatsvindt op een poort van de vijand, wint je Bakugan G-Power gelijk aan de Sub Terra-bonus van de poortkaart. Misschien per ongeluk net een lastige uitgekozen. Ik waag nog een poging. Spelen tijdens een gevecht waarin je Equipment-uitrusting (apparatuur) hebt: voeg G-power toe op basis van het attribuut. Nee, het ligt echt aan mij. Jim heeft me al zijn Bakugan uitgebreid laten zien, hoe ze in- en uitklappen en of het een slang, spin of draak is, maar hij heeft me nooit gevraagd er met hem mee te spelen. Godzijdank! Dat doet hij met zijn vriendjes. “Bekwaamheid activeer!”, hoor ik ze dan roepen. Nou, ik kan je één ding vertellen, er activeert zich bij mij Bakungansgewijze tot op heden geen enkele bekwaamheid!

Een zichtbaar ontroerde Jan Terlouw zegt: “Toen ik het boek schreef stelde ik me dat precies zo voor. Daar komen al die mensen uit Katoren die niet willen dat Stach zich te pletter valt. Met hun hoofdkussen. En ik weet niet wat ik zie! Echt waar! Geweldig!”

Wat hij op dat moment ziet zijn honderden, misschien wel duizenden mensen, vooral kinderen, die zich hebben verzameld op het Grotekerkplein in Rotterdam, aan de voet van de Laurenskerk. Zij zijn de belichaming van het volk van Katoren, zijn volk van Katoren, en nemen hier vandaag de slotscène op van een film die gebaseerd is op een boek dat hij ruim 40 jaar geleden schreef. Koning van Katoren. Een jeugdboek, maar wel een met een duidelijke maatschappelijke boodschap die gek genoeg nog steeds actueel is.

Jim en ik staan er ook, tussen al die andere mensen. Net als zij zijn wij vandaag figuranten in de film. Aangemeld, uitgenodigd and here we are. Als eerste gaan we geluidsopnamen maken, te beginnen met het inzingen van het Volkslied van Katoren. Jim struikelt over zinnen als “zo opof’rings gezind” en ik zing zo vals als een kat, maar er doen nog veel meer mensen mee, dus niemand hoort het gelukkig. En we zingen uit volle borst en dat is waar het uiteindelijk om gaat. Na ook nog wat gejuich en “Koning Stach”-gescandeer te hebben opgenomen is het tijd voor de filmopnamen. In de scène die wordt opgenomen komt het volk van Katoren hun toekomstige koning, die op het punt staat van een kerktoren te springen, te hulp door een enorme berg kussens aan de voet van de kerk neer te leggen. We worden van voor naar achter en van links naar rechts over het plein gedirigeerd door een enthousiaste opnameleider en als de mensenmassa eenmaal op de juiste plek staat klinkt het “Camera loopt. En actie!” Langzaam schuifelen we naar voren om onze kussens neer te gaan leggen, aldoor omhoog kijkend en angst en bezorgdheid acterend, omdat onze koning daar ieder moment een bungeejump kan gaan maken zonder bungee. In twee takes staat het erop. Natuurtalenten! Tot slot de sprongopname. De echte is natuurlijk al lang en breed in een studio opgenomen en voor deze opname wordt dan ook een pop gebruikt. Met ingehouden adem aanschouwen we de val van de stand-in die, ondanks al onze inspanningen, met een klap op de Rotterdamse straatklinkers terecht komt, meters van de hoop kussens vandaan. Met een gebroken nek wordt hij afgevoerd.

Voor de take deed het er blijkbaar weinig toe waar hij belandde, ‘cause it’s a wrap! Dat waren onze 15 minutes of fame. Mits we er niet uitgeknipt worden natuurlijk in the final cut. Die kans wordt een stuk kleiner als Jim en ik ook nog uitgekozen worden om in wat green screen shots te figureren, samen met een klein groepje andere mensen. Jim is er inmiddels klaar mee, maar ik laat me nog één keer regisseren door Ben Sombogaart. Dan zit het er echt op! We gaan een ijsje halen, want dat hebben we verdiend.

Informatieavond in groep 3. Een klas vol ouders op te kleine stoeltjes aan te lage tafeltjes. De juffen leggen het een en ander uit over de leesmethode. “De boekjes met een raket of een zon zijn speciaal voor kinderen die sneller dan gemiddeld leren lezen.”

Ik hoop dan dat dat op mijn kind zal slaan. Ik hoop dat het leren van al die nieuwe dingen hem makkelijk af zal gaan. Ik hoop dat hij een raketje zal zijn. Of een zonnetje. Ik weet nog goed hoe bijzonder ik het vond dat Jim na één dag in groep 3 het woord “ik” kon lezen èn schrijven. Daarna volgden maan, roos en de rest. Het lezen bleek toch wat extra aandacht nodig te hebben, zowel op school als thuis. Rijtjes woorden lezen. Herhalen. Automatiseren. Jim verklankt nog te veel. Ik denk aan wat een medewerkster van het consultatiebureau ooit tegen me zei toen hij nog een baby was. “Kruipt hij niet? Dan wordt hij later dyslectisch.” Gelukkig wist ik op dat moment al dat het onzin was wat ze vertelde, maar toch resoneren haar woorden in mijn hoofd.

Schrijven gaat wel, totdat het aankomt op het schuinschrift. De a lijkt op een o en andersom, te grote lussen aan die letters, te kleine stokjes aan weer andere. Maar het moet vooral netter. De juf zet bij het nakijken een hartje om de letters die het mooist gelukt zijn. Dus dat doen we dan thuis ook maar, in het extra oefenschriftje dat hij heeft meegekregen. De juiste pengreep is ook nog moeilijk. Dat maakt het schrijven met een vulpen, wat eigenlijk de bedoeling is in groep 3, nog geen goed idee. Gelukkig maakt Stabilo speciaal voor beginnende schrijvers een ergonomische rollerbalpen die uitkomst biedt.

Op Jim’s eindrapport is alles, op schrijven en hoofdrekenen na, voldoende. Hij mag naar groep 4. Hoofdrekenen heeft daar prioriteit. Hij raakt achter op de rest van de klas en de sommen worden moeilijker, dus elke dag thuis oefenen. Er is ook leuke software beschikbaar, zegt de juf, en internetsites! Het laatste nieuws gaat over zijn concentratie. Die was in groep 3 ook niet altijd optimaal, maar nu moet er echt drastisch iets gaan veranderen. Stickers worden ingevoerd. Per les dat hij recht en stil zit en goed oplet is een sticker te verdienen. We hebben het erover, hij is gemotiveerd om zijn best te doen, wil graag de stickers verdienen. Maar het kaartje is leeg gebleven aan het eind van de schooldag.

Ik begin zo langzamerhand te denken dat er wat mis is met mijn kind. Dyslexie, AD(H)D, een leerstoornis zonder fancy naam. Het spookt allemaal door mijn hoofd, waar ik de symptomen al zit af te vinken. Zorgen, paniek, tranen. Zodra de ratio mijn emoties weer de baas is, zie ik in dat ik me veel te druk maak. Het gaat hem niet zo makkelijk af op school, het kost hem soms wat extra moeite. Hij is dus geen raketje. Hij is eerder een sterretje. Mijn sterretje.