Haarlem.

We zijn laat. We hebben een excuus.
We vertrekken eindelijk. We rijden.
We hebben een TomTom. We vinden toch de weg niet. We lachen erom.
We checken in. We vinden het prima.
We hebben honger. We strijken ergens neer.
We proosten. We drinken. We praten bij. We eten.
We lopen de stad in. We struinen kledingrekken af. We passen schoenen. We kopen niks.
We kunnen naar een museum. We willen niet naar een museum.
We willen borrelen. We eten bitterballen en kaasstengels. We warmen op.
We praten over de rol van De Nederlandsche Bank bij de val van de DSB.
We moeten door de regen. We hebben gelukkig paraplu’s.
We liggen op bed. We relaxen. We praten over onze vajayjay’s.
We zoeken een restaurant. We zien wel.
We kleden ons om.
We moeten weer door de regen. We vinden een restaurantje.
We bestellen. We drinken wijn. We eten. We lachen om elkaar.
We hoeven geen toetje.
We zijn de laatste gasten.
We gaan naar een bar. We drinken cocktails.
We dansen.
We hebben de grootste lol.
We hebben bekijks. We trekken ons nergens iets van aan.
We houden het voor gezien. We zijn geen twintig meer.
We ploffen neer. We praten na. We poetsen onze tanden.
We gaan te laat slapen. We staan te vroeg op.
We ontbijten uitgebreid. We hebben prima geslapen.
We nemen nog een zachtgekookt eitje. We blijven lang zitten. We moeten uitchecken.
We gaan naar huis.
We waren in Haarlem.
We zijn vriendinnen.

Plaats een reactie